Ik werd vanmorgen wakker in een draaimolen toen ik mijn hoofd van mijn kussen tilde. Het draaide zo snel, dat ik er bijna misselijk van werd. Direct werd de verwondering wakker in mij. Hoe kan de wereld draaien, zonder dat mijn zintuigen een wereld waarnemen? Zou Willem Wever hier raad mee weten?
Het lege, zwarte, donkere droombeeld in mijn hoofd tolt – met mijn ogen dicht – net zo hard als de zogenaamde waarneembare werkelijkheid. Is die hele ‘werkelijke wereld’ niet ook slechts een projectie vanuit mijn – nu tollende – hersenpan? Wat draait er eigenlijk? Wat is waar, wat is werkelijk? Is niet alles slechts een projectie van je eigen perspectief? Tol jij nu ook al door mijn gedachtenstroom?
Met moeite ben ik opgestaan, rustig even zittend op de rand van het bed, de armen stevig gespreid mijn bovenlichaam dragend. Het hoofd zit er nog op. Staan, wankelen, scheeflopen, kringetje. Ik trek de lade open en haal er een nieuw paar sokken uit. Als ik even later mijn tanden wil poetsen en mijn hoofd dwars onder de kraan heb gehad, floept mijn evenwichtsorgaan weer volledig uit balans. Ik sluit mijn ogen, wil mezelf niet zien vallen, hou me vast aan de wastafel en ga op rand van de wc zitten.
Beau komt binnen en vraagt bezorgd hoe het met me gaat. ‘Niet lekker, duizelig,’ geef ik hem terug en maskeer het drama in mijn gezicht. Ik bedenk me ondertussen wat te doen. Mijn lichaam verlangt naar buiten maar mijn hoofd tolt teveel om op de fiets te stappen. Ik zie mezelf al langzaam op mijn plaat gaan omdat de zwaartekracht mijn perspectief een pootje lapt.
Ik zet mijn mutsje op, doe mijn jas aan en loop enigszins wankel naar buiten. Ik loop langzaam door de wijk en scan mijn lichaam naar onwennigheden. Ik vraag me af of dit niet hetzelfde voelt als de dag na mijn infarct, een tikkeltje onwennig en slap in de spieren, vertraagd, en verder net zoals altijd, met een hoofd vol gedachten. Is de vraag stellen net als het beantwoorden? Een traan biggelt van mijn wang. Het is niet de ochtendkou, het is het drama dat zich afspeelt in mijn hoofd. Is mijn wereldbeeld echt? De draak in mijn hoofd wankelt verder de wijk uit, de vader van Job veegt zijn straatje schoon. Ik blaas een pluimpje ochtendmist en zoek de diepste lagen van mijn beeldtaal. Aan wat kan ik me anders nog vasthouden?
Naast de bushalte neem ik plaats op het bankje. Ik sluit de ogen, neem een volle teug lucht en laat hem weer gaan. Lucht dat op? Net genoeg om mezelf meteen weer mentaal op pad te sturen. Ik kijk over de ochtendnevel mijn ogen uit. Wat als ik hier weer een tia zit te hebben? In mijn uppie, niemand om me heen. Angstbeelden spuwen vuur, mijn draak mag tevreden zijn. Kutbeest. In de ruimte tussen wat zwarte gaten schilder ik nieuwe tijdreizen, ik loop een serie scenario’s langs. – Ik lig thuis op de bank, de rest van de dag te schillen. – Ik ga bij de dokter langs. – Ik ga niet bij de dokter langs. – Mijn denkbeeldige dokter dicteert droog mijn medisch dossier; “patiënt rijdt met een tia op de fiets heen en weer”.
Dat ga ik doen, ik klim op mijn fietsje. Ondertussen zit ik al een paar uur in de hal van Rijnstate. En weer schrijf ik mijn verhaal, mijn eigen universum vorm gevend. Creatie.
Wat zit ik hier eigenlijk te doen? Wat zit ik hier te zijn, kijken, voelen, ervaren, proeven en te luisteren naar het stemmetje in mijn hoofd? Maar alsjeblieft vandaag even geen drama meer. En mocht het universum mij onverhoopt toch nog eens wakker willen schudden, ik ben al in het ziekenhuis, mij kan niks meer gebeuren. Ik sluit het schrijven van dit hoofdstuk.
Ik voel me nog steeds ontzettend klote en besluit me te melden bij de internist waar ik sinds mijn infarct onder behandeling ben. Aan de balie leg ik mijn situatie voor, de vriendelijke dame verwijst me naar mijn huisarts. Ik hou me in, wens niemand ‘val dood’ – het zou immers zo mezelf kunnen overkomen, ik bedank de dame achter de balie met een vriendelijke glimlach, draai me om, denk ‘krijg het heen en weer’ en fiets naar mijn huisarts.
Zo denk ik dikwijls over het geheim van het bestaan
En dat ik op de wereld ben om heen en weer te gaan
Wij zien hier voor ons oog een onverbiddelijke wet
Want als ik niet de veerman was dan was een ander het
En zulke overdenksels heb ik nu de hele dag
Soms met een zucht van weemoed, dan weer met een holle lach
Heen en weer
Heen en weer
Drs. P.
Breng jezelf in beweging, dan volgt de rest.
Dit is het vierde verhaal in een serie dat verschijnt onder de titel #BrainsonTour.